Het doel van dit werk was de interpretatievaardigheid van subjectanaforen in het Nederlands bij moedertaalsprekers en bij Tsjechen die het Nederlands als tweede taal op het niveau C1-C2 beheersen, te vergelijken. Ik veronderstelde dat negatieve taalinterferentie vanuit de moedertaal bij Tsjechen tot misinterpretatie van anaforen zal leiden (zowel bij verhalen met als bij verhalen zonder topic shift.
Ik heb mijn hypothese door middel van experiment willen bevestigen. De resultaten van mijn experiment laten zien dat Tsjechische sprekers van het Nederlands als L2 significant vaker de foute referent bij de anafoor in de laatste zin van het verhaal zonder topic shift hebben ingedeeld dan de controlegroep van Nederlanders.
Dit werk biedt kostbare kennis voor de discussie over verschillende hypotheses over tweedetaalverwerving. De resultaten laten namelijk zien dat zelfs taalvaardig geavanceerde gebruikers van de L2 complexe taaloperaties nog steeds met behulp van hun moedertaal proberen op te lossen.
Dit duidt aan dat de full access hypothese (Flynn, 1996) niet toegepast zou kunnen worden in het geval van mijn experiment. Daarentegen bieden mijn resultaten ondersteuningsargumenten voor de indirect access hypothese (Bley-Vroman, 1989) als de Tsjechische proefpersonen duidelijk een interpretatiestrategie vanuit hun moedertaal hebben gebruikt, wat de stelling van indirect access hypothese is.