Dit hoofdstuk is gericht op de vergelijking van de poëzie van Jacques Hamelink in de bundel Boheems glas met twee gedichten van H. H. ter Balkt: 'De metro van Praag' en 'De lucht boven Praag in oktober van Het gezelschap in Esplanade'.
De gedichten zijn allen omdat geïnspireerd door de Tsjechische Republiek, maar ze verschillen omdat ze aan verschillende historische momenten zijn gekoppeld en in de verschillende behandeling door de dichters van Tsjechië als motief. Hamelink is uitgebreider omdat hij op meerdere facetten van de Tsjechische geschiedenis en geografische kenmerken zinspeelt, en ook oog heeft voor de kleine lijden, bijvoorbeeld tijdens het communisme en kort na de Fluwelen revolutie.
Hamelink duikt ook in de christelijke metafysica en klassieke mythologie, die hij met Boheemse culturele referenties verstrengelt. Ter Balkt daalt af via de ondergrondse Praag in de mythologische Styx.
Hij maakt gebruik van krachtige beelden die de hedendaagse Tsjechische realiteiten thematiseren, maar met verwijzingen naar het communistische verleden die minder uitgesproken zijn dan bij Hamelink. De reizen van Hamelink en Ter Balkt naar Tsjechië bieden ook inzicht in hun respectievelijke poëtica en de concepten van hun poëzie.
De analyse van de twee dichters toont aan dat zij Praag en Bohemen gebruiken als achtergrond, inspiratie of een voorwendsel om universele thema's aan te pakken.