De ruimte en zijn representaties worden in de geesteswetenschappen steeds meer in acht genomen sinds de zgn. spatial turn. Verder wordt er met de groeiende populariteit van digital humanities steeds meer aandacht besteed aan digitale onderzoeksmethodes die nieuwe perspectieven kunnen leveren voor een letterkundig onderzoek.
De imagologie is maar één van de wetenschappelijke velden waarin deze ontwikkelingen nieuwe mogelijkheden kunnen bieden. In mijn bijdrage worden de representaties van ruimte in Joegoslavië en Tsjechoslowakije, twee Oost-Europese landen met complexe nationale/culturele identiteiten die ongeveer in dezelfde periode bestonden, onder de loep genomen.
Hierbij ga ik uit van de principes van het post-essentialistisch imagologisch onderzoek zoals geformuleerd in het 'Akens programma'. Daarnaast probeer ik mijn onderzoek te plaatsen binnen het veld van de digital humanities.
Ik gebruik onderzoeksmiddelen van de computationele letterkunde om op basis van een vrij beperkt digitaal corpus een literaire kaart van Oost-Europa te creëren. Door toepassing van een kwantitatieve analyse van teksten en de resulterende visualisaties probeer ik de volgende vragen te beantwoorden: Wordt Oost-Europa als een homogene entiteit in de Nederlandse literatuur gepresenteerd? Of zijn er bepaalde verschillen in de literaire representaties van Oost Centraal-Europa en de Balkan (wat Todorova "hiërarchie van Oost-Europa" noemt)? Hoe positief of negatief is de culturele waardering en hoe verhoudt zich de ruimte tot die waardering? Waren de representaties van deze twee landen onderhevig aan verandering door de loop van de 20ste eeuw? Indien wel, kunnen dan deze wendingen in verband worden gebracht met hun historische context? Onlosmakelijk van de analyse van een beeld van de Ander is de kwestie van het zelfbeeld als een construct dat per regel ontstaat in confrontatie met de Ander.
Mijn taak is dus ook een Nederlandse culturele identiteit te ontdekken in het Oosten van Europa.